Ik sta voor de spiegel, strak in pak, ogenschijnlijk klaar voor weer een nieuwe dag. De man die mij aankijkt in de spiegel vertelt me duidelijk iets anders: een man gevangen in stress, met buikpijn en sporen van slapeloze nachten in zijn vermoeide ogen. Mijn hand trilt lichtjes als ik mijn stropdas strakker trek, een stille getuige van mijn innerlijke strijd.
Ik loop mijn kantoor binnen bij de bank. Op de deur, die ik meestal gesloten houd, prijkt op het naamplaatje : Directeur – Roelof Geerretsen. Elke dag dat ik dit zie voordat ik mijn deur open voel ik trots. Vandaag niet. Vandaag voel ik weinig anders dan een leegte.
Ontkenning
Op kantoor toon ik geen emoties. Ik hanteer een harde managementstijl, onbuigzaam. “If you can stand the heat, stay out of the kitchen.” Ik geloof niet in dat moderne gepraat over leiderschap.
Vandaag is zwaar voor me. Ik merk dat ik de eindeloze vergaderingen amper kan verdragen. Mijn hoofd bonst, mijn maag draait en ik heb pijn in mijn nek en schouders. Ik sta strak van de spanning in mijn lijf.
Ik trek een la open en zie tussen de dossiers een oude foto van een bedrijfsuitje liggen – lachende gezichten, inclusief de mijne. Als ik de foto van het bedrijfsuitje zie, herinner ik me hoe ik ooit was. Toen was er een tijd waarin ik lachte, grappen maakte, en echt verbinding had met mijn team. Die lichtheid, die vreugde, lijkt nu zo ver weg. Een felle steek van pijn doorboort mijn hart. “Waar is die man gebleven? Waar ben ik jou kwijtgeraakt?” vraag ik me hardop af.
Op weg naar een vergadering vraagt een collega – iemand met wie ik ooit een goed contact had – bezorgd: “Je ziet er moe uit, is alles goed?” Haar blik is oprecht bezorgd. Ik reageer scherp en defensief: “Ja, hoezo?” merk ik bijtend op. In haar ogen lees ik een diepe teleurstelling. Ze loopt zwijgend verder.
De val
Thuis is de situatie niet veel beter. Gisteravond, terwijl ik mopperde over de Raad van Commissarissen, keek mijn vrouw mij aan, haar gezicht een mengeling van bezorgdheid en frustratie. “Roelof,” zei ze met een zachte stem, verstikte van emotie…, “je bent veranderd en niet ten goede.”
Die opmerking kwam hard aan. Beelden van mijn vader flitsen door mijn hoofd. Ik herinner me hoe hij nooit tevreden leek, hoe zijn goedkeuring altijd net buiten bereik was. Ik zie mezelf wanhopig proberend zijn aandacht te krijgen door harder te werken en streng te zijn. Ik realiseer me dat ik angstaanjagend veel op hem lijk.
Na samen met mijn vrouw het acht uur journaal te hebben gekeken, trek ik me terug in mijn werkkamer. Plotseling word ik overvallen door misselijkheid en duizeligheid. Ik sta op om wat water te pakken. Ik strompel naar de deur van mijn werkkamer en voel mijn benen slap worden. Ik struikel en voordat ik het besef lig ik op de ijskoude tegels.
Tranen, een zeldzaamheid, wellen op in mijn ogen. Ik voel me gebroken, omringd door de stilte van mijn zelfgecreëerde eenzaamheid.
Is dit de nalatenschap die ik wil
Liggende op de koude grond, komt de realisatie. Mijn trots, mijn onbuigzaamheid, het heeft me hier gebracht. Ik denk aan mijn vrouw, mijn collega’s. “Is dit de nalatenschap die ik wil achterlaten?”
Met moeite sta ik op. Mijn telefoon voelt zwaar als ik hem oppak. “Ik heb hulp nodig,” fluister ik in de telefoon, mijn stem breekt. Het is het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan.
Therapie is een gevecht met mijn eigen demonen. Ik leer over empathie, over het belang van balans. De sessies zijn zwaar, gevuld met lange, pijnlijke dialogen, confronterend …, maar ze brengen licht in mijn duisternis.
Langzaamaan word ik een ander mens. Ik stop meer aandacht en energie in echt contact maken. Openlijk vertel ik dat ik een coach heb die mij leert in de spiegel te kijken en mij helpt veranderen wat ik niet kan uitstaan aan de man die ik daar zie.
Ik luister nu echt naar mijn innerlijke reacties als ik zie wat mijn woorden en daden met anderen doen. En mijn collega’s spreken mij ook aan op mijn verandering. Ik vind dit best moeilijk, omdat ze nu ook direct durven te zijn naar mij.
Wie de bal kaatst effect
Ik wil openstaan voor hen, ook al betekent dit dat ik in het begin geconfronteerd word met het ‘wie de bal kaatst, kan hem terugverwachten’-effect.
Thuis probeer ik open en eerlijk te zijn met mijn vrouw. Het is een pad vol hobbels en tegelijkertijd een pad van hoop, want ik heb wat te herstellen.
Ik sta weer voor de spiegel. Nu zie ik een man die zijn kwetsbaarheden en sterktes omarmt. Mijn horloge, ooit een symbool van mijn obsessie met tijd en controle, draag ik niet meer. Ik heb geleerd dat het oké is om niet alles te weten en om hulp te vragen.
Terwijl ik reflecteer op mijn reis, realiseer ik me dat mijn val noodzakelijk was om weer op te staan. Ik kijk uit naar de toekomst, een toekomst waarin ik niet alleen een directeur ben, maar ook een mens.